Gehaald van het blog www.pozandproud.nl:
Afgelopen dinsdagavond was Studio Plantage in Amsterdam grotendeels het terrein van mensen met hiv. De opkomst was groot voor de door Volle Maan en Gileat georganiseerde discussieavond over hiv in de media. De meerderheid vond dat het te vaak over homo’s gaat en dat de media nog al eens ongenuanceerd om met genuanceerde berichtgeving.
Gespreksleider Fred Verdult gaf aan het begin van de avond aan dat de opzet van de avond niet was dat mensen tegen elkaar konden gaan schreeuwen in een verhit debat. Aan de hand van stellingen konden de aanwezigen via persoonlijk stemapparaten hun mening kenbaar maken.
Het publiek bestond voor tweederde uit mensen met hiv, waaronder een opvallend grote afvaardiging van de jongerensectie van de HVN. Uitgenodigd waren naast journalisten van tv, radio en de schrijvende pers, onder andere GGD-onderzoeker Udi Davidovich, Hoofd Preventie van Schorer Minus Altenburg en voorzitter van de HVN Hans Polee.
Er werd een batterij van stellingen op het publiek afgevuurd, waarbij steeds een ander drietal de stelling naar voren bracht en als eerste mochten reageren. De eerste gingen in het algemeen over hiv in de media. Zo was 77% het eens met de stelling dat de media geen goed beeld over hiv, vond 63% dat er te weinig aandacht voor hiv in de media was, 89% dat het te vaak over homo’s gaat, en 52% dat er een te ernstig beeld van hiv werd gegeven.
Het was ook n groot deja vu, met een van tevoren toegestuurde dikke reader met artikelen over hiv en aids van het vroege begin tot nu en tal van fragmenten van de tv en radio. Zo was René Klijn bij de Paul de Leeuw weer te zien en was er het Journaal fragment met de zogenaamde reconstructie van de Groninger hiv-zaak.
Wat is belangrijker?
Een aantal stellingen liet een groot verschil zien tussen het stemgedrag van mensen met hiv en zonder (bekend) hiv. Voorzitter Hans Polee van de HVN verdedigde de stelling dat de aandacht voor veilig vrijen belangrijk is, maar dat mensen zich laten testen en laten behandelen nog belangrijker is. Tachtig procent van de mensen met hiv waren het hiermee eens, slechts 46% van de rest.
De meest gedurfde stelling kwam van twee NRC-journalisten. Een van hen had eens een vrouw geïnterviewd die hiv had opgelopen in haar huwelijk. Haar partner wist dat hij hiv had, maar zei niks. Zij was geschrokken van de reacties die de vrouw hoorde uit haar omgeving. Alsof zij zich als een hoer had gedragen.
De stelling ‘Het is erger dat mensen met hiv worden gestigmatiseerd, die buiten hun medeweten om het hebben opgelopen, dan mensen die hiv over zichzelf hadden afgeroepen‘ maakte veel ooh’s en aah’s los in het publiek. Hierop werd het laatste deel van de stelling veranderd in ‘mensen die bewust risico hebben genomen‘. Negentien procent van de mensen met hiv waren het maar eens, 43% van de rest.
Alle deuren dicht
De rol van hiv/homo-organisaties in de media tijdens de Groninger hiv-zaak en de crisis binnen de HVN met Poz & Proud, werd ook weer geanalyseerd. Ex-voorzitter van het COC Frank van Dalen, die destijds de woordvoering in een uitzending van NOVA deed, legde uit waarom het COC destijds insprong voor de andere organisaties, die volgens hem alle deuren voor de media hadden gesloten. ‘Wij zagen onszelf in eerste instantie niet als de organisatie die het voortouw moest nemen in de woordvoering. Maar de HVN was met interne zaken bezig. Wij waren bezig met de derde homo-emancipatiegolf en wilden voorkomen dat de Groninger zaak als homoding werd gezien’, aldus Van Dalen, die naast scherpe reacties uit het publiek ook een applaus in ontvangst kon nemen nadat zijn optreden in NOVA was vertoond.
Een kleine meerderheid (56%) vond dat de hiv-organisaties goed hadden samengewerkt ten tijde van de Groninger zaak.
Schorer legde bij monde van Minus Altenburg uit dat het moeilijk is om genuanceerde informatie over het monitoronderzoek onder homomannen over te brengen in de media. De meeste journalisten hebben niet veel tijd om zich gedegen in het onderwerp te verdiepen en belichten slechts de sensationele gegevens uit een persbericht. ‘Dan zet je toch bovenin het persbericht dat de meeste homomannen altijd veilig vrijen?!’ zei de NRC journaliste. Altenburg: ‘Dan krijgen we geen aandacht in de media.’ Misschien kunnen organisaties als Schorer eerst contact zoeken met de genuanceerde media, opperde iemand uit de zaal, maar het werd erkend dat dit ook niet altijd garant staat voor evenwichtige berichtgeving.
Met Altenburg’s stelling dat het belangrijk is dat de algemene media aandacht besteden aan het issue of homo’s veilig vrijen of niet was 49% het eens. Opvallend was dat slechts 40% van de mensen met hiv het eens waren met de stelling, tegenover 70% van de rest.
Overgangsperiode
Aan het eind van de lange avond bleek dat slechts een klein deel van de aanwezigen hun beeld over de media ten positieve had bijgesteld. Er werd afgesloten met de woorden dat we in een overgangsperiode zitten. De maatschappij heeft nog een sterk beeld van hoe hiv en aids waren in de begintijd. Met nieuwe inzichten, zoals het Zwitsers standpunt over de lage infectiositeit van hiv door het succes van hiv-medicijnen, kan er in de toekomst grote stappen worden gemaakt in hoe de media de beeldvorming over hiv positief kan beïnvloeden.
De vraag is alleen: wanneer?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten