zaterdag 13 maart 2010

Ode aan Hans van Mierlo


Ik voel me geroepen om trouw van vandaag te citeren. De column over Hans van Mierlo zet hem in het juiste perspectief. Het geeft precies aan waarom zijn overlijden voor pessimisten het einde van een tijdperk is, maar voor optimisten zoals ik: ik denk dat Hans van Mierlo juist nieuwe en zeer noodzakelijke perspectieven ziet. Een nieuw paars zit er niet in, maar mogelijk wel een coalitie zonder PvdA. Hans van Mierlo werd niet voor niets minister van Staat. Hij was zijn tijd vooruit. Nu hij is overleden, is het tijd voor zijn doorbraak, willen wij Nederlanders inderdaad niet verzuren onder een achterhaalde moraal en een politiek die geen grip heeft op de uitdagingen die voor ons liggen. De komst van Job Cohen juich ik dan ook van harte toe. Onder hem geen haatzaaierij, maar bruggen bouwen en samen de schouders eronder. Zie ook de passage over Balkenellende:



Hans van Mierlo werkte aan een politiek bestel van melk en honing, maar is overleden in een land van azijn en bitterheid. Met zijn dood eindigt een tijdperk.

In de oneindig grote dinerroom van hotel Indonesia in Jakarta was het zelfs ’s nachts om drie uur druk. Overal zaten mensen te eten en te drinken en liepen kelners bedrijvig heen en weer.

Midden in de roezemoezige ruimte zat een grote, blanke man in een witte hotelbadjas. Hij sprak indringend tegen zijn tafelgenoten en nam af en toe een slok van zijn Bintang, het lokale bier.

De man was Hans van Mierlo. Hij had de slaap niet kunnen vatten en was bij een gezelschap bami etende journalisten aangeschoven met de vraag of er nog wat te drinken was. Het was januari 1994, vijf maanden voordat hij zijn hoogtepunt in de Nederlandse politiek zou bereiken, een verkiezingsuitslag die de totstandkoming mogelijk zou maken van een kabinet bestaande uit PvdA, VVD en zijn partij, D66.

Van Mierlo was al enige tijd vol van deze droomcoalitie, die voor het eerst sinds de invoering van het algemeen kiesrecht in 1918 de christen-democraten buitenspel zou zetten. Wat een verademing zou dat zijn voor het politieke bestel, dat in zijn ogen steeds verstarder raakte door de verkramptheid van socialisten en liberalen tegenover elkaar en de onafgebroken macht van het CDA. Paars zou een politieke vernieuwing in zichzelf zijn, belangrijker misschien wel dan de staatkundige hervormingen waarmee zijn partij vanaf de jaren zestig had gepoogd het bestel op te blazen. ’Dit is het moment’, was dan ook de tekst op de affiches waarmee D66 enige maanden later de campagne in ging.

In Den Haag werd er in 1993 nog wat lacherig gedaan over de mogelijkheid van een paarse coalitie. De christen-democraten maakten zelfs grijnzend wegwerpgebaren als je erover begon.

Maar Van Mierlo geloofde in zijn droomcoalitie. In april van dat jaar zei hij tegen deze krant: „Het gaat voor alles om een gevoel van vrijheid. In Nederland kunnen de kiezers de macht niet wegsturen, want het CDA komt altijd terug. De vrijheid ligt in het verschiet als die partij eens genoeg zou moeten nemen met een oppositierol.”

Die nacht in Jakarta lag Elco Brinkman, de aankomende leider van het CDA, al te slapen. Of misschien woelde hij onrustig na de harde kritiek van zijn partijgenoten Bert de Vries en Enneüs Heerman op zijn prima-donna-gedrag.

Brinkman had zich, zoals iedere avond, vroeg teruggetrokken uit het gezelschap fractieleiders en journalisten. Hij kon niet goed tegen de dominantie van Van Mierlo in de gesprekken, net zo min als Hans Dijkstal, de tweede man van de VVD, die graag de draak stak met de droom van de D66’er. Toen de door diaree geplaagde Van Mierlo zich op Kalimantan tijdens een voettochtje door de jungle plotseling terugtrok achter wat struikgewas, riep de liberaal: ’Ik geloof dat de basis voor paars wordt gelegd’.

De paarse coalitie hield acht jaar stand, mede dankzij een gunstige economische conjunctuur, maar meer dan een katalysator van vernieuwing was deze samenwerking een uitdrukking van politieke indolentie en futloosheid. Het avontuur van Van Mierlo, dat tot een gevoel van vrijheid en een keerpunt moest leiden, eindigde met de knal van de Fortuyn-revolte en bracht de christen-democraten, alsof er niets was veranderd, weer terug in hun vertrouwde spilpositie.

Maar hoe lang nog? Het is een bittere ironie van de geschiedenis dat het partijenbestel, waar D66 ruim veertig jaar terug de eerste bressen in sloeg, nu lijkt te bezwijken onder druk van een andere bestormer, iemand die gedreven door ressentiment en rancune voor het spiegelbeeld van Van Mierlo kan doorgaan.

’Hafmo’ – zoals Van Mierlo aan de hand van zijn vijf voorletters wel werd genoemd – vergiste zich in de taaiheid en de machtswil van de oude volkspartijen, toen hij in het najaar van 1966 met veertig geestverwanten in hotel Krasnapolsky aan een poging begon het politieke bestel tot ontploffing te brengen.

Nu is zelfs het CDA, tot voor kort de stabielste factor in de Nederlandse politiek, ten prooi aan verwarring en desintegratie. Hetzelfde geldt voor de PvdA. Beide partijen zijn niet in staat gebleken hun samenwerking in moeilijke tijden tot een succes te maken en bezegelen daarmee niet alleen het zoveelste einde van een coalitie, maar ook het einde van het oude bestel.

Het is nog te vroeg om de oorzaken daarvan scherp in beeld te krijgen. Duidelijk is wel dat het de traditionele partijen niet is gelukt de aanpak van lastige maatschappelijke kwesties, zoals de integratie, te verbinden met een herkenbaar politiek leiderschap.

De manier waarop Balkenende en Bos met hun opdracht ’samen werken, samen leven’ omgingen, liet niet alleen een tergend onvermogen zien, maar ook een asynchrone wisselwerking tussen leiderschap, partij en samenleving. Na de aftocht van Bos als PvdA-leider is daarom ook het terugtreden van Balkenende als aanvoerder van het CDA onvermijdelijk geworden, een kwestie van dagen, tenzij de partij met blindheid is geslagen.

De dood van Hans van Mierlo symboliseert bij uitstek het einde van een tijdperk en krijgt zelfs een bijbelse dimensie als je in de Amsterdamse Brabander een Mozesfiguur ziet die wel het Beloofde Land heeft gezien, maar het niet mocht binnentreden.

De vraag is alleen of datgene wat hij op het eind van zijn leven nog heeft waargenomen, hem vrolijk heeft gestemd. Het heeft er veel van weg dat Nederland, meer dan een land van melk en honing, een land van azijn en bitterheid is geworden. Van Mierlo vertrouwde in de jaren zestig op de kracht van de rede en de redenering. Hij presenteerde D’66 (toen nog met apostrofje) als ’een nieuwe politieke existentie van de onafhankelijke, ontzuilde burger’. Bevrijd van ideologie, God, dominee en meneer pastoor vroeg deze burger om een rationele, pragmatische politiek en directe invloed op degenen die hem bestuurden.


© Trouw 2010, op dit artikel rust copyright.

Toon heel artikel vorige pagina 1 2 volgende pagina
H.A.F.M.O. Van Mierlo begon in de journalistiek

18 augustus 1931: Henricus Antonius Franciscus Maria Oliva van Mierlo wordt geboren in Breda in een katholiek ondernemersgezin.

1957: begin loopbaan in de journalistiek, onder andere bij het Algemeen Handelsblad.

januari 1967: D66 komt uit het niets op zeven Kamerzetels.

1 september 1973: Van Mierlo legt het voorzitterschap neer na onenigheid in de fractie; vertrekt vier jaar later uit het parlement.

11 september 1981: minister van defensie, ruim een jaar lang.

22 mei 1986: opnieuw fractievoorzitter D66.

22 augustus 1994: minister van buitenlandse zaken in paars kabinet, na historische overwinning bij verkiezingen: 24 zetels.

18 augustus 1998: afscheid van de actieve politiek.

11 november 2009: huwelijk met schrijfster Connie Palmen.

11 maart 2010: Van Mierlo overlijdt in Amsterdam, 78 jaar oud.

Van Mierlo had een zoon en twee dochters uit zijn twee eerdere huwelijken.


Unquote

Geen opmerkingen:

Een reactie posten